Het Egmond Project Deel 4: "Zupfgeigenhansl"

In het begin van de 2Oe eeuw was de mandoline in Amerika zeer populair. Ze werden bespeeld in grote muziekgezelschappen. Orville Gibson was een van de bekendste bouwers. Voor zijn eerste mandolines en gitaren, die uitkwamen vanaf 1894, gebruikte hij ideeën uit de vioolbouw, Hij was er van overtuigd dat  het geluid van een gitaar aanmerkelijk zou verbeteren als het net als bij een viool een uit massief hout gekerfd en gewelfd bovenblad zou krijgen.

Omdat er meer vraag was dan hij had verwacht, was Orville in 1902 genoodzaakt een bedrijf op te starten dat zijn instrumenten op grotere schaal zou maken: "Gibson Mandolin - Guitar Co., Ltd".  In 1919, een jaar na de dood van Orville, kwam Lloyd Loar, mandolinist en akoestisch ingenieur, voor Gibson werken. Hij verfijnde de originele ontwerpen van Orville en bracht in 1923 de eerste gefrette instrumenten met f-gaten uit: de F-5-mandoline en de L-5-gitaar.

 

Gibson 1915 L-1 gitaar. Gestoken gewelfd bovenblad.

De 1923 Gibson F-5 mandoline. 

De 1923 Gibson L-5

De ontwikkeling van de gitaar in Europa concentreerde zich vanaf de 19e eeuw  op de zogenaamde "Spaanse" gitaren.  Vooral in gebruik als instrument  voor het spelen van wat we nu "klassieke" muziek noemen. In de volksmuziek werd eerder gebruik gemaakt van (vaak zelfgebouwde)  luitvormige instrumenten. In Duitsland werd rond 1900 de zgn. "Zupfgeigen" bijzonder populair. Met name rond de "Wandervogel" beweging, die (jonge) mensen aanzette om de vrije natuur op te zoeken. Er werden oude en nieuwe liedjes op papier gezet, die verschenen in een boek: "Zupfgeigenhansl", een boek wat jarenlang voor de zich sterk ontwikkelende jeugdbeweging in Duitsland van grote betekenis zou zijn. Hitler en zijn "Hitlerjugend" beweging haakte er gretig op in, voegde er soldate